Een Enkeltje Nickerie - Rotterdam Deel 1

Gepubliceerd op 11 maart 2019 om 16:50

Een enkeltje Nickerie - Rotterdam

 

Ik ben geboren in Nieuw Nickerie. Mijn hele familie komt uit deze stad, de hoofdstad  en handelscentrum van het rijstdistrict Nickerie. Op Paramaribo na,  de grootste stad van Suriname.  Het is niet toevallig dat juist hier veel Hindoestanen wonen;  handel en landbouw zit hen in het bloed.

Mijn familie werkt niet in de  in de landbouw. Mijn opa heeft 11 kinderen waarvan een aantal onderwijzer of verpleger is of zelfstandig ondernemer. Opa zelf  is visser, jager en maakt snoep. Hij maakt zijn eigen patronen om mee te jagen. Bij zonsopgang komt opa terug van de jacht; een streng eenden hangt bungelend over zijn rug. Jaagt hij niet, dan gaat hij vissen in zijn korjaalboot. Deze maakt hij zelf, het hout hiervoor hakt hij uit een boomstam.  Overdag maakt hij snoep in zijn werkplaats op het erf. Het recept  hiervoor heeft hij van mijn ‘nani’ mijn oma’s moeder die uit India komt. Zwetend, met ontbloot bovenlijf staat hij in grote ketels suiker te koken. Vervolgens worden de slierten gesmolten suiker aan lange spijkers gedroogd. Nadat hij er snoepjes van heeft gemaakt, stapt opa op zijn fiets en verkoopt het in de aangrenzende dorpjes.”

We wonen op een hoek, vlakbij het voetbalstadion. Ons huis, het huis van opa ligt aan een zandweg, het staat op neuten (palen), heeft een ondererf en aan weerszijden een ruim balkon. Aan tweekanten wordt het begrensd door een sloot. Net als alle andere woningen in de buurt is het huis van hout en geverfd in pastelkleuren. Oom woont onder, op het erf, in een later bijgebouwd huis. Omdat het niet zo groot is, slapen zijn kinderen in het bovenhuis.”

 

Elke dag lopen we naar school  in ons uniform.  We krijgen een kwartje mee voor de lunch, zodat we op het schoolplein bij Omoe (oom) Chinees nasi of bami kunnen kopen. Na schooltijd  lopen we langs het kanaal waar ik mijn  zeekoe eten geef. ’s Middags trekken we onze ‘huiskleren’  aan en spelen we op straat. We hollen achter de dorpsgekken aan , achter elke wagen die voorbij komt en bereiden  onze ‘popki patoe’ (poppen eten), zelfgemaakte maaltijd op houtsvuur van groente uit de tuin en gestolen restjes van oma’s keuken. Als het regent mogen we bloot door de regen rennen.

Op zaterdag is het extra gezellig, want dan neemt oma ons mee naar de markt. De vissers bieden hun net gevangen vis aan, de Hindoestaanse vrouwen groenten en fruit van hun eigen kostgrondje, en de Creoolse mama’s en de Javaanse mae’s (vrouwen)  verkopen hun eigen gemaakte lekkernijen.. Omdat de markt aan de rivier ligt, wordt veel van de koopwaar per korjaal aangevoerd.

Eens per maand neemt oma mijn neefje en mij mee naar Soda Fountain, een chique lunchroom waar we veel lekkers mogen eten. Dit uitje wordt betaald door mijn ouders. Zij zijn al enige tijd in Nederland, om aldaar een  betere toekomst voor ons op te bouwen.

 

Twee jaar na het vertrek van mijn ouders komt er een telefoontje uit Nederland. Het hele dorp rent achter oma aan naar kleermaker Hanief; hij is de enige in de buurt met een telefoon. Het blijkt dat ik binnenkort  word opgehaald voor de ‘grote’ reis naar Nederland. Een maand later  – geheel onherkenbaar in een dikke winterjas, maillots en trui – zet ik voet in het beloofde land.

 

Dit is deel I, uit mijn persoonlijk verhaal 'Een Enkeltje Nickerie-Rotterdam'.